De Waalbrug over de rivier de Waal gelegen in de vroegere rijksweg Arnhem-Nijmegen, in de jaren 1932-1936 geconstrueerd ter vervanging van een pontveer dat sinds 1657 voor de oeververbinding zorgde.
De brug over de Waal was in de ontstaanstijd een van de breedste wegdekbruggen in Nederland en op het Europese vasteland de boogbrug met de grootste overspanning.
Tot 1936 was er geen vaste verbinding voor gewoon verkeer naar de overkant van de Waal. Al het verkeer moest overgezet worden met gierpont "Zeldenrust". Voor treinverkeer was al sinds 1879 de spoorbrug beschikbaar.
In 1906 begon het comité "Nijmegen Vooruit" met het maken van plannen voor de bouw van de Waalbrug, maar het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog gooide roet in het eten. In 1927 waren de definitieve plannen gemaakt en op 23 oktober 1931 begon de bouw van de brug.
Het ontwerp voor de brug was afkomstig van het Bruggenbureau Rijkswaterstaat, dat in 1928 speciaal was opgericht ten behoeve van de te bouwen verkeersbruggen over de grote rivieren. Het ontwerp werd verzorgd door de aan het bureau verbonden ingenieur P. Stelling. Deze werkte samen met de architect A.J. van der Steur en hoofdingenieur W.J.H. Harmsen. Voor de staalconstructie tekenden verscheidene bedrijven, de montage geschiedde door Werkspoor. Bij het ontwerpen heeft men zich georicht op Duitse boogbruggen, maar ook op Nederlandse boogbruggen. Het ontwerp volgt een in die jaren veel toegepast type, maar dan zonder trekband, die bij andere rivierbruggen in Nederland wel werd toegepast. Bij de vormgeving van de brug is in hoge mate rekening gehouden met de landschappelijke inpassing van de brug in de omgeving. Het zicht op het uiterwaardengebied mocht door de brug niet teveel verstoord worden. Om dit te bereiken is afgezien van hoge liggers met bovengelegen rijvloer, die de constructies van veel andere Nederlandse rivieroverspanningen uit deze tijd wel kenmerkt.
De plaatsing van de Waalbrug betekende ontsluiting van de steden Nijmegen en Arnhem, met verstrekkende sociaal-economische gevolgen voor de stad, zoals de ontwikkeling van de binnenstad tot winkelgebied. Voor de bouw van de brug heeft de Nijmeegse fotograaf en ondernemer C.A.P. Ivens zich uitermate ingezet; bij de voltooiing van de brug in 1936 is ter ere van hem een bank geplaats naar ontwerp van Charles Estourgie op het taluud van het Hunnerpark, langs de oprit van de brug.
Op 16 juni 1936 werd de brug door koningin Wilhelmina geopend in aanwezigheid van 200.000 belangstellenden.
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog blies de Nederlandse genie de brug op, om een snelle opmars van het Duitse leger te voorkomen. Tijdens de bezetting herstelden de Duitsers de brug en hij kon vanaf 1943 weer gebruikt worden door verkeer. Op 20 september 1944 viel de brug nagenoeg onbeschadigd in de handen van de geallieerden. De brug heeft een belangrijke strategische rol heeft gespeeld aan het einde van de Tweede Wereldoorlog.
De Verkeersbrug sluit aan Nijmeegse zijde aan op het Nijmeegse Singelgebied. De op- en afrit van de brug is hier als entree naar de stad aangelegd, met het Hunnerpark, het Valkhof en de Waalkade rechts en links het westelijk stuwwalgebied. De overspanning bevindt zich ter hoogte van een bocht in de Waal. Aan Lentse zijde sluit de brug aan op de rijksweg, tussen twee straatwanden.
De brug heeft een totale lengte van 604 meter en bestaat uit twee betonnen landhoofden, twee aanbruggen aan elke zijde en een middenbrug. De vijf overspanningen zijn uitgevoerd met boogconstructies in staal. Het geheel rust op vier pijlers. De hoofdoverbrugging met een lengte van 244,1 meter, heeft een overspanning met vakwerkbogen van het tweescharnierentype zonder trekband. De bogen sluiten aan weerszijden tegen de pijlers. De halfhooggelegen rijvloer hangt aan hangers aan deze bogen. De bogen snijden als het ware door het wegdek heen. De aanbruggen zijn gebouwd als zuivere boogbruggen, met volwandige bogen tussen de pijlers, en een hooggelegen rijvloer die op staanders op de bogen rust.
De constructie rust op vier, in plattegrond ovaalvormige pijlers, die zich naar boven toe verjongen, en naar het water toe iets uitzwenkend. De pijlers zijn bekleed met blokken steen, die aan de buitenzijde ruw behouwen zijn, wat een rustica effect geeft. Doordat het brugdek verdiept ligt in de pijlers, steken de pijlers aan weerszijden van het rijdek uit en vormen daar halfronde torenachtige uitbouwen, afgesloten door overstekende donkere dekplaten.
De betonnen landhoofden zijn uitgevoerd als viaducten met doorgangen voor verkeer. Deze doorgangen worden gevormd door segmentboogvormige tongewelven. Aan de binnenzijde zijn de doorgangen hiervan tot de aanzet van de boog voorzien van een bossage-achtige bekleding in banden van graniet en basalt. In de doorgang aan de Lentse zijde geeft een deur toegang tot het landhoofd.
Het brugdek met een totale breedte van 23, 5 meter, is ingedeeld in een rijdek ten behoeve van snelverkeer binnen de hoofdliggers van 12 meter breed en buiten de liggers voetgangers- en fietsstroken. Het brugdek is aan de westzijde iets verbreed om plaats te maken voor een aparte busstrook. Ten gevolge van deze verbreding zijn aan de westzijde de halfronde torenachtige uitbouwen van de pijlers, verloren gegaan. Ook de brugbalustrade is niet oorspronkelijk.
De kleur van de boogconstructie van de middenbrug was oorspronkelijk groen, tegenwoordig is deze beige geschilderd.
De brug zelf, de vier aanloopbruggen, de pijlers en beide landhoofden met onderdoorgang vormen tezamen één rijksmonument.
datum 1e foto in tekst: 29 april 2017
datum 2e foto in tekst: 3 mei 2016
datum 3e foto in tekst: 11 maart 2016
datum laatste foto in tekst: 25 januari 2016
bron foto's: Paul Marsman©
Klik om terug naar Nijmegen objecten te gaan